Het vervoer per spoor is zo zelfverzekerd het dagelijkse leven binnengegaan dat het onmogelijk is om een moderne beschaving zonder voor te stellen. De spoorlijn in zijn gebruikelijke vorm bestaat pas twee eeuwen, maar de eerste prototypes van dergelijke sporen verschenen veel eerder, lang voor de uitvinding van de locomotief en rijtuigen.
Uit de geschiedenis van de spoorweg
De eerste kunstmatige constructies, die qua uiterlijk in de verte op een tweebaansweg leken, verschenen in het oude Egypte. Om zware lasten te verplaatsen, dachten de Egyptenaren aan het graven van parallelle voren, waarin de stammen werden gelegd. Vervolgens werden soortgelijke ontwerpen gebruikt in het oude Griekenland en in het Romeinse rijk. Het verbeterde spoor was een diepe holte in de stenen bestrating, waarlangs de wielen van oude karren konden rollen.
Enkele eeuwen later werden spoorwegen op grote schaal gebruikt in de ontluikende mijnbouw. De overblijfselen van mijnen met houten rails erin zijn tot op de dag van vandaag bewaard gebleven. Een paard en wagen beladen met erts zou langs dit pad kunnen rijden. Het spoor maakte het mogelijk om de verplaatsing van zware lasten te versnellen en leek tot op zekere hoogte op moderne spoorlijnen. Maar de houten balken waren in de loop van de tijd versleten en daarom werden ze versterkt met metalen inzetstukken in de vorm van strips. Voor de uitvinding van de spoorlijn bleef er weinig over.
De eerste gietijzeren rails werden gemaakt in het midden van de 18e eeuw. Ze werden uitgevonden door de eigenaar van de metallurgische onderneming, Richard Reynolds. Hij was de eerste die houten balken op de sporen die naar de mijnbouw leidden, verving door metalen rails. De wielen van karren voor het transport van erts zijn nu ook van gietijzer. De innovatie verspreidde zich snel door heel Engeland en zorgde voor een doorbraak in de productiviteit van mijnwerkers. Maar de karren werden nog steeds getrokken door de paarden.
De opkomst van het spoorvervoer
Spoorbanen werden tot een bepaalde tijd uitsluitend voor productiedoeleinden gebruikt. Maar al aan het begin van de 19e eeuw werden in Engeland de eerste pogingen gedaan om het spoor aan te passen voor het vervoer van passagiers. De eerste dergelijke ervaring was de aanleg van redelijk korte spoorlijnen in het zuiden van Wales. De rijtuigen op die weg werden gewetensvol getrokken door paardenteams.
Even later diende de Russische ingenieur Pjotr Frolov bij de regering een voorstel in om de spoorlijn te gebruiken voor passagiersvervoer. Tot dat moment was de innovator er al in geslaagd industriële routes voor mijnbouwondernemingen aan te leggen. De gedurfde en ongebruikelijke projecten van Frolov vonden echter geen steun bij de overheid. Ze werden zomaar afgewezen, zonder serieuze bezwaren.
De spoorweg dankt zijn succes en wijdverbreide implementatie aan George Stephenson, die in 1825 een ontwerp voorstelde van een stoomlocomotief die geschikt was om auto's op rails te trekken, niet alleen met kolen, maar ook met passagiers. De uitvinder wist de ondernemers te overtuigen om de sporen van duurzaam ijzer te bouwen, aangezien het gietijzer het gewicht van de locomotief niet kon dragen. Stephenson daarentegen kwam tot de conclusie dat het nodig was om dijken op de weg te gebruiken en bedacht ook een effectieve manier om de rails aan te sluiten.