De bomen in het besneeuwde bos lijken dood en volkomen levenloos. Dit is echter niet het geval. Zelfs bij strenge, knetterende vorst verlaat het leven deze majestueuze planten niet. In de winter rusten bomen en verzamelen ze energie om de winterboeien af te werpen met het begin van warme dagen.
Hoe bomen de winter doorstaan
Met het begin van de winter worden de bomen slapend. Het metabolisme in de stam wordt geremd, de zichtbare groei van bomen wordt opgeschort. Maar levensprocessen staan niet helemaal stil. Tijdens de lange winterrustperiode vinden onderlinge omzettingen van stoffen plaats, zij het met een veel lagere intensiteit dan in de zomer (Journal of Chemistry and Life, Plants in Winter, VI Artamonov, februari 1979).
Bomen groeien in de winter, hoewel het uiterlijk praktisch niet verschijnt. In de kou ontwikkelt zich actief het zogenaamde educatieve weefsel, waaruit vervolgens nieuwe cellen en weefsels van de boom ontstaan. In loofbomen worden in de winter bladknoppen gelegd. Zonder dergelijke processen zou de overgang van planten naar actief leven met de komst van de lente onmogelijk zijn. De fase van winterrust is een onmisbare voorwaarde voor de normale groei van bomen tijdens het groeiseizoen.
Het vermogen van bomen om in een rusttoestand te komen, heeft zich in de loop van een lange evolutie ontwikkeld en is het belangrijkste aanpassingsmechanisme geworden aan ongunstige en barre externe omstandigheden. Soortgelijke mechanismen zijn opgenomen in andere moeilijke perioden van het leven van bomen, ook in de zomer. Bij ernstige droogte kunnen planten bijvoorbeeld hun blad laten vallen en bijna helemaal stoppen met groeien.
Kenmerken van winterrust in bomen
Het signaal voor de overgang naar een speciale wintertoestand voor de meeste bomen is een vermindering van de lengte van de daglichturen. Bladeren en knoppen zijn verantwoordelijk voor de perceptie van dergelijke veranderingen. Wanneer de dag merkbaar korter wordt, is er bij planten een verandering in de verhouding tussen stoffen die de processen van stofwisseling en groei stimuleren. De boom bereidt zich geleidelijk voor om alle levensprocessen te vertragen.
De bomen blijven in een staat van gedwongen rust tot het einde van de winterperiode en bereiden zich geleidelijk voor op volledig ontwaken. Als je eind februari een berkentak in het bos snijdt en deze in water in een warme kamer plaatst, zullen de knoppen na een tijdje opzwellen en zich voorbereiden om te ontkiemen. Maar als een vergelijkbare procedure aan het begin van de winter wordt uitgevoerd, zal de berk niet lang bloeien, omdat hij al helemaal klaar is om te rusten.
De duur van de winterrustperiode is verschillend voor verschillende soorten bomen en struiken. Bij seringen is deze periode erg kort en eindigt vaak in november. Bij populier of berk duurt de diepe rustfase veel langer, tot januari. Esdoorn, linde, den en spar kunnen vier tot zes maanden in een staat van diepe geforceerde rusttoestand verkeren. Na overwintering beginnen bomen langzaam maar gestaag levensprocessen te herstellen en hun groei te hervatten.