Het elektromagnetische veld geeft leven aan vele apparaten en mechanismen; het voedt computers en wasmachines, koffiezetapparaten en elektrische treinen. Het elektrische netwerk is noodzakelijk geworden, zelfs simpelweg onvervangbaar in de moderne wereld van machines en technologieën.
Het is moeilijk om je het leven van een persoon in de eenentwintigste eeuw voor te stellen zonder apparaten die op elektriciteit werken. Ze vullen appartementen, banen en diensten met comfort en gemak. Als elektriciteit plotseling op aarde verdwijnt, zal er onmiddellijk een economische en psychologische ineenstorting plaatsvinden.
ontdekkingsgeschiedenis
De voorouder van alle wetenschappelijke ontdekkingen op het gebied van "elektriciteit" was de oude Griekse filosoof Thales. Hij ontdekte dat barnsteen, na te hebben gewreven tegen wollen stof, voorwerpen met een kleine massa naar de oppervlakte kan trekken. Deze gebeurtenis vond plaats in de 7e eeuw voor Christus. en werd de eerste waarneming van de grote kracht van de toekomst.
"Elektriciteit" wordt vertaald als "amber", en "elektron" klinkt als "amber" in de taal van Homerus. De ontdekking van de Griekse wetenschapper gedurende vele jaren werd slechts een merkwaardig feit dat geen praktische toepassing had.
Veel later, in 1650, creëerde de Duitser Otto von Guericke de eerste schijn van een mechanisme dat elektriciteit produceert. Guericke bevestigde een bal zwavel aan een metalen staaf en observeerde het vermogen om objecten aan te trekken en af te weren, dat wil zeggen elektrostatica.
Aan het begin en het midden van de 18e eeuw gingen Europese wetenschappers nog verder en ontdekten nieuwe eigenschappen van elektriciteit. Stephen Gray uit Engeland deed experimenten met de transmissie van elektriciteit op afstand en Charles Dufay uit Frankrijk kwam tot de conclusie dat er nog twee soorten elektriciteit zijn: glas en hars. Ze vallen ook op wanneer deze natuurlijke materialen tegen wol wrijven.
Snelle ontwikkeling van evenementen
Verder volgden de ontdekkingen van natuurwetenschappers de een na de ander op. Nadat Peter van Muschenburg in 1745 de eerste elektrische condensator had gemaakt, creëerde de Amerikaan Franklin een "vloeibare" theorie van elektriciteit. Hij ontwerpt de eerste bliksemafleider en bestudeert de aard van elektrische bliksem.
Materialen over de studie van elektriciteit werden een exacte wetenschap in 1875 na de formulering van de wet van Coulomb. De Italiaan Galvani vindt elektriciteit in het spierweefsel van dieren en schreef in 1791 een verhandeling over dit fenomeen. Zijn landgenoot Volt vindt in 1800 de eerste galvanische cel uit, het prototype van de moderne batterij.
De Deense natuurkundige Oersted ontdekte in 1820 elektromagnetische interactie. De werken van Ampere, Lenz, Joule en Ohm leveren een belangrijke bijdrage aan de natuurkunde en breiden het concept van elektriciteit uit.
De doorbraak in de uitvinding van moderne elektriciteit was het onderzoek van Michael Faraday. Na 1834 beschrijft hij elektrische en magnetische velden en creëert hij de eerste elektrische generator, gevolgd door een elektromotor.
De geschiedenis van het elektriciteitsonderzoek is een goed voorbeeld van hoe ontdekkingen van deze omvang door de eeuwen heen altijd hebben plaatsgevonden. De ene generatie wetenschappers wordt vele malen vervangen door een andere voordat de dingen die tegenwoordig bekend zijn, worden wat ze zijn.