Het bos is een natuurlijke habitat voor vele soorten levende wezens. Wetenschappers hebben berekend dat het aantal bosbewoners van de planeet tot de helft van alle vertegenwoordigers van de fauna is. De diversiteit van de bosfauna wordt bepaald door de structuur en samenstelling van vegetatie, klimatologische omstandigheden en menselijke economische activiteit.
De rijkdom van de bosfauna hangt rechtstreeks af van de complexiteit en diversiteit van de bosvegetatie. Hoe meer schuilplaatsen in het bos, hoe overvloediger de voedselvoorziening, hoe groter het aantal soorten in dit ecosysteem. Er wordt aangenomen dat de fauna van de tropische regenwouden van de planeet de rijkste is.
De eigenaardigheid van elk bos is het gelaagde karakter. De verticale organisatie van de lagen veronderstelt de aanwezigheid van aarde, strooisel, gras, struiken en bomen. Faunacomplexen zijn meestal gebonden aan een bepaald niveau, terwijl de lagere lagen van het bos van bijzonder belang zijn voor het leven van dieren.
De factoren die de diversiteit van de bosfauna bepalen, zijn de aanwezigheid van opstanden van ongelijke leeftijd, met name gedroogde en oude stammen, evenals de holheid van bomen en de mate van vervuiling van het gebied. Veel bosbewoners worden ernstig beperkt in hun leefruimte door specifieke soorten bomen en struiken. Boswachters houden hier niet altijd rekening mee bij het uitvoeren van preventieve maatregelen, waarbij natuurlijke schuilplaatsen van vogels en dieren vaak worden vernietigd.
De specifieke boshabitat dwong dieren in de loop van de evolutie om zich aan te passen aan de lokale omstandigheden. Scherpe klauwen, langwerpige ledematen en flexibele staarten zijn ontworpen om langs de stammen en takken van bomen te bewegen. De vliegende eekhoorn heeft van de natuur een huidplooi gekregen, waardoor hij van boom naar boom kan glijden.
Sommige bosvogels hebben krachtige snavels gekregen die zijn aangepast om zich te voeden met knoppen, zaden of insecten. Andere vertegenwoordigers van vogels onderscheiden zich door een hoge ontwikkeling van de zintuigen (horen, zien en ruiken), die de jacht in het bos vergemakkelijken. Bepaalde soorten ongewervelde dieren gebruiken een speciale kleur of lichaamsvorm om zichzelf te beschermen tegen vijanden, waardoor ze zich kunnen camoufleren tegen de achtergrond van vegetatie.
Onder bosbewoners ontstaat een grote verscheidenheid aan onderlinge verbindingen en complexe voedselketens. Het leven in het bos is een constante, nooit eindigende strijd om te overleven, waarin niet alleen plaats is voor directe agressie, maar ook voor parasitisme. In hun zoektocht om te overleven strijden dieren actief om territorium en voedsel. Vaak gebruiken dieren de traditionele schuilplaatsen van hun rivalen, waardoor ze uit hun leefgebieden worden verdreven.
Elke soort bosbewoner speelt een specifieke en soms zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van bosecosystemen. Vogels en sommige zoogdieren die de zaden en vruchten van planten consumeren, bevorderen de proliferatie en regeneratie van bomen en struiken. Insecten, die van bloem naar bloem vliegen, houden zich bezig met de bestuiving van planten. Gravers helpen bodemvormingsprocessen. In die zin is een bos als leefgebied voor dieren één systeem, waarvan alle elementen door sterke banden met elkaar zijn verbonden.