Foutieve oordelen zijn een apart en zeer vermakelijk onderdeel van logica. Ze komen vaak voor in de dagelijkse spraak en zijn in de regel toevallig (paralogismen). Maar als er met opzet een logische fout is gemaakt in de gevolgtrekking, met als doel de gesprekspartner in verwarring te brengen en hem van het juiste denkpatroon te krijgen, dan hebben we het over sofisme.
De oorsprong van sofisme
Het woord "sofisme" heeft Griekse wortels en vertaald uit deze taal betekent "sluwe uitvinding" of "truc". Met sofisme is het gebruikelijk om een conclusie te bedoelen die is gebaseerd op een opzettelijk onjuiste verklaring. In tegenstelling tot paralogisme is sofisme een opzettelijke en opzettelijke schending van logische regels. Elk sofisme bevat dus altijd een of meerdere, vaak heel vakkundig verhulde, logische fouten.
Sofisten werden enkele van de oude Griekse filosofen van de 4e - 5e eeuw voor Christus genoemd, die grote successen boekten in de kunst van de logica. Toen, tijdens de periode van moreel verval in de samenleving van het oude Griekenland, begonnen de een na de ander de zogenaamde leraren van welsprekendheid te verschijnen, die hun doel beschouwden om wijsheid te verspreiden, en daarom noemden ze zichzelf ook sofisten. Ze redeneerden en brachten hun conclusies naar de massa, maar het probleem was dat deze sofisten geen wetenschappers waren. Veel van hun toespraken, die op het eerste gezicht overtuigend waren, waren gebaseerd op bewust valse en verkeerd geïnterpreteerde waarheden. Aristoteles sprak over sofisme als 'denkbeeldig bewijs'. Waarheid was niet het doel van de sofisten; ze probeerden het geschil te winnen of op welke manier dan ook praktisch voordeel te behalen, met de nadruk op welsprekendheid en verdraaide feiten.
Voorbeelden van opzettelijke logische fouten
Dergelijke fouten komen vooral veel voor in de oude wiskundige wetenschappen - rekenkundige, algebraïsche en geometrische sofismen. Naast wiskundige zijn er ook terminologische, psychologische en, ten slotte, logische sofismen, die voor het grootste deel op een zinloos spel lijken gebaseerd op de dubbelzinnigheid van bepaalde taalkundige uitdrukkingen, understatement, onvolledigheid en verschil in contexten. Bijvoorbeeld:
“De mens heeft wat hij niet heeft verloren. De man verloor zijn staart niet. Hij heeft dus een staart."
“Je kunt zien zonder het rechteroog, net zoals je kunt zien zonder het linkeroog. Naast rechts en links heeft een mens geen andere ogen. Hieruit volgt dat om te zien, het helemaal niet nodig is om ogen te hebben."
“Hoe meer wodka je drinkt, hoe meer je handen zullen trillen. Hoe meer je je handen schudt, hoe meer alcohol er wordt gemorst. Hoe meer alcohol er wordt gemorst, hoe minder er wordt gedronken. Conclusie: om minder te drinken, moet je meer drinken."
"Socrates is een man, maar aan de andere kant is een man niet hetzelfde als Socrates. Dit betekent dat Socrates niet Socrates is, maar iets anders."