Bij het bestuderen van de geografie van een gebied, is het belangrijk om te kunnen bepalen tot welke klimaatregio of gordel het behoort. De natuurlijke omstandigheden van een bepaald deel van de aarde zijn hiervan afhankelijk, bijvoorbeeld de soorten planten en dieren die erop leven, evenals de weersomstandigheden.
instructies:
Stap 1
Specificeer de geografische ligging van het gebied, waarvan u de klimatologische bijzonderheden wilt bepalen. Het dichtst bij de evenaar liggen gebieden met een equatoriaal klimaat, verder op afstand van de evenaar - zones met een tropisch klimaat. Verder naar het zuiden en noorden - de subtropen, waarvan sommige bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied veroveren. Verder naar de polen bevinden zich regio's met een gematigd klimaat, die een aanzienlijk deel van Europa, Noord-Azië en Noord-Amerika beslaan. Eigenlijk zijn er aan de polen en dichtbij hen zones met arctische en subarctische klimaten.
Stap 2
Houd rekening met de gemiddelde temperatuur op de locatie waar het klimaat wordt bepaald. Het equatoriale klimaat wordt gekenmerkt door een constant hoge temperatuur gedurende het hele jaar - 24-28 graden Celsius. In de tropen zijn temperatuurveranderingen meer merkbaar, afhankelijk van het seizoen. In tropische woestijnen is het heetste klimaat in de zomer waar te nemen, met een gemiddelde temperatuur van meer dan 30 graden. In de winter kan het dalen tot 10-15 graden. In de subtropen kunnen de wintertemperaturen nog lager zijn. Het gematigde klimaat wordt gekenmerkt door gemiddelde vriestemperaturen in de winter en koelere zomers. De poolgebieden staan bekend om hun lage temperaturen in de winter (tot -60 graden) en ook om koude zomers, vaak met negatieve temperaturen.
Stap 3
Let op de bijzonderheden van de atmosfeer boven het klimaatgebied. Gebieden met een constante moesson - wind die in de zomer uit de oceaan waait en in de winter nabij de oceaan - worden gekenmerkt door sterke veranderingen in de luchtvochtigheid tijdens de seizoenen. Dergelijke gebieden, voornamelijk gelegen in Zuidoost- en Zuid-Azië, maar ook in Zuid-Amerika, worden gekenmerkt door een specifiek veranderlijk moessonklimaat. Integendeel, winden zoals passaatwinden houden het weer stabiel. Hiermee samenhangend is de situatie waarin het in de tropische klimaatzone mogelijk is om gebieden met heel ander weer te observeren.